SV | Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; [maar] die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt. |
WLC | אֹגֵ֣ר בַּ֭קַּיִץ בֵּ֣ן מַשְׂכִּ֑יל נִרְדָּ֥ם בַּ֝קָּצִ֗יר בֵּ֣ן מֵבִֽישׁ׃ |
Trans. | ’ōḡēr baqqayiṣ bēn maśəkîl nirədām baqqāṣîr bēn mēḇîš: |
Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; [maar] die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; [maar] die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!